Morvan Gazette
Archives
"De Vlakte van Vuur: Deel 2 ontbrandt een meeslepend avontuur vol epische strijd"
Subscribe
"De Vlakte van Vuur: Deel 2 ontbrandt een meeslepend avontuur vol epische strijd"
Morvan Gazette
Archives
"De Vlakte van Vuur: Deel 2 ontbrandt een meeslepend avontuur vol epische strijd"
De zon brandde laag boven de velden toen Brennos afdaalde naar de vlakte. Het zwaard van de Haedui rustte zwaar op zijn rug, als een belofte die hij zelf nog niet helemaal begreep. Sinds hij het uit de handen van de raad had gerukt, was hij geen jongen meer — maar krijger werd hij ook nog niet genoemd. Niet door de veteranen. Niet door zichzelf.
Het land stond in brand. Letterlijk soms: boerderijen die in de vlucht waren aangestoken om de Romeinen niets achter te laten dan as. Maar ook figuurlijk — in de ogen van de mensen, in de woorden van de dorpsoudsten, en in het hart van Gallië zelf. Vercingetorix, de jonge leider van de Arverni, had de stammen eindelijk verenigd. En nu marcheerden ze, duizenden tegelijk, over paden die eeuwenlang alleen door jagers en druïden bewandeld waren.
Brennos voegde zich bij een Haeduisch detachement onder leiding van een kromme krijgsheer met een stem als schors: Togirix. Die dag reden ze uit om een boodschapper van de Lingones te onderscheppen — een spion misschien, of een bondgenoot.
Ze vonden hem aan de rand van een korenveld. Of beter gezegd: haar.
Ze had zich als jongen vermomd, met kort haar, vuile kleren en een leren riem vol messen. Maar toen Brennos haar uit het slijk tilde, na een korte worsteling, keek hij recht in een paar vurige ogen.
‘Ik heet Maelia,’ zei ze. ‘En als je mij verraadt, snijd ik je keel door terwijl je slaapt.’
Hij geloofde haar direct.
—
Die nacht, onder een hemel vol rook, zaten ze samen bij een smeulend kampvuur. Maelia vertelde hem over het plan van de Romeinen om de Haedui van binnenuit te breken. Niet met zwaarden, maar met geld, brieven, beloften. Ze had brieven onderschept met het zegel van Scipio — dezelfde gezant die Brennos het zwaard probeerde af te nemen.
‘Ze denken dat we koopwaar zijn,’ fluisterde ze. ‘Te ruilen voor vrede die nooit komt.’
En toen ze samen sliepen, elk aan één kant van het vuur, droomde Brennos voor het eerst.
In zijn droom stond hij in een cirkel van stenen, het zwaard voor zich in de grond geplant. Uit de grond stegen stemmen op — niet hoorbaar, maar voelbaar. Een bloedlijn, zeiden ze. Een eed die niet gebroken mag worden. Eén stem klonk het hardst. Die van een man met Romeinse tongval… die zijn naam uitsprak als Lucius — maar wiens ogen hem al kenden.
—
De volgende ochtend was het kamp leeg. De mannen waren vertrokken. Alleen Maelia zat nog op haar hurken, de brieven in haar hand.
‘Togirix is weg,’ zei ze. ‘Ze zijn verraden.’
Op de heuvel in de verte brandde een signaalvuur.
—
En terwijl ze hun zwaarden trokken en naar de vlammen renden, zagen ze pas te laat de silhouetten in de mist. Romeinse helmen. Te veel. Te stil.
→ *Wordt vervolgd in deel 3: De Laatste Eed |
THIS PUBLICATION SPONSORED BY