Morvan Gazette
Archives
Het mysterie ontrafeld van Het Zegel van de Tempelier: Geheimen, symbolen en spanning!
Subscribe
Het mysterie ontrafeld van Het Zegel van de Tempelier: Geheimen, symbolen en spanning!
Morvan Gazette
Archives
Het mysterie ontrafeld van Het Zegel van de Tempelier: Geheimen, symbolen en spanning!
Théo de Morvan vervolgt…
De meeste mensen zouden bij een kolkende bron weglopen. Zeker als die bron zich tot dan toe had gedragen als een bescheiden stroompje in een vergeten gehucht. Maar zoals je weet, vriend, ben ik niet altijd gezegend met gezond verstand.
De zaklamp trilde in mijn hand. Het perkament voelde warm, alsof het niet alleen uit de aarde, maar ook uit een ander tijdsgewricht was opgestaan. Ik keek nog eens naar de zin:
“Qui brise le silence, libère la faim.”
En de stilte wás gebroken. Door mij.
De opening
De bron bleef kolken — niet als een geiser, maar als een ademhaling. Als een keel die opende.
Toen klonk er gekraak. Niet luid. Subtiel. Alsof een scharnier dat zes eeuwen had gezwegen, nu weer bewogen werd. En werkelijk, achter de waterbak week de wand. Een stuk van de muur — een deur, vermomd als steen — schoof traag naar binnen.
Ik kon niet anders dan buigen. En binnengaan.
De gang
Het pad daalde af, smal, klam, ruikend naar metaal, aarde en iets bitters — als vergeten kruiden. Muren van gehouwen steen leidden me langs nissen met wat ooit kaarsen geweest moesten zijn. Hier en daar waren kruisen gekerfd in het gewelf. Geen christelijk kruis — maar de achtpuntige ster van de Tempelorde, met een punt afgebroken. Of was dat expres?
Na een paar minuten — of waren het eeuwen? — bereikte ik een ronde kamer.
In het midden: een cirkel van kalksteen, met daarin een metalen plaat, zwaar als de nacht. Het zegel.
En daarboven, hangend aan drie ijzeren kettingen die vastzaten aan het gewelf… een loden doos.
Het archief
Ik naderde. De loden doos hing net boven het zegel, alsof ze het beschermde — of juist opsloot. In de zijkant: een sleuf. Het perkament gleed er perfect in. Een klik. De kettingen begonnen te ratelen, stroef, roestig, maar onstuitbaar. De doos zakte langzaam omlaag, tot ze het zegel raakte.
Toen gebeurde het.
Een gil. Hoog, niet menselijk. Alsof lucht zelf werd gescheurd.
En de doos ging open.
Wat erin zat
Er lag geen goud. Geen kelk. Geen kaart.
Alleen een schedel. Klein, kinderlijk — en zwart verkoold. Maar met een rode inscriptie op het voorhoofd:
Fames - Honger.
En toen pas zag ik de muren.
Ze zaten vol teksten. Geschreven in een taal die leek op Latijn, maar zich aan mijn oog onttrok. Toch voelde ik het: dit waren geen gebeden. Dit waren waarschuwingen. Formules om iets te binden, of juist te bewaren.
Toen hoorde ik het — achter mij.
Een ademhaling. Niet de mijne.
De bewaker
Ik draaide me om.
Daar stond hij.
Niet groot. Mager. In een kapmantel van ruw linnen, met het verbleekte kruis van de Tempeliers op de borst. Zijn gezicht was niet zichtbaar, maar zijn handen wel: skeletachtig, maar nog levend. Ze trilden niet. Ze wachtten.
“Gij hebt het geopend,” klonk het, schor en traag. “Zes eeuwen van stilte… gebroken.”
Ik stamelde iets, een verontschuldiging, een uitleg. Maar hij hief een hand.
“Het zegel hield niet een geheim in… maar iets tegen.”
Achter mij kraakte de vloer. De lucht werd zwaarder. Mijn hart bonsde alsof het wilde vluchten voor mijn lichaam. Hij wees naar de deur.
“Ga. Voordat het wakker wordt.”
De vlucht
Ik rende. Geen schaamte, geen heldendom. Alleen instinct. De gang leek langer, natter, de lucht dikker. De bron boven klotste, alsof hij worstelde met zijn eigen ingewanden.
Ik bereikte het daglicht net toen een wind opstak — warm, zwavelig.
De vrouw stond daar weer. Dezelfde. Onbewogen.
“Sommige honger sterft niet van vergetelheid,” zei ze. “Alleen van geloof.”
Ik wilde vragen wat ik had losgelaten, wat er in de kamer achterbleef. Maar toen zag ik het: de bron was weer kalm. Het perkament lag op de rand, leeg. Geen tekst. Geen zegel.
Alleen het water. En mijn spiegelbeeld, dat kort op me leek, maar toen veranderde.
Een glimp van iets anders. Iets hongerigs.
Epiloog
Ik verliet Champallement bij het vallen van de avond. Het brood van Brassy was nog in mijn tas, maar ik had geen trek meer.
De aarde had iets teruggekregen. Iets wat ik liever niet begreep.
Théo’s notitie: Ik ben sindsdien niet teruggekeerd. Maar als je ooit bij de bron van Saint-Martin staat — en je voelt dat de stilte te diep is om natuurlijk te zijn… …luister dan of je ademhaling wel van jou is.
Einde van het tweeluik: Het Zegel van de Tempelier
|
THIS PUBLICATION SPONSORED BY