Morvan Gazette
Archives
"De geheime zilveren everzwijn: het mysterie ontrafeld"
Subscribe
Morvan Gazette
Archives
"De geheime zilveren everzwijn: het mysterie ontrafeld"
🐗 Het Geheim van het Zilveren Wildzwijn |
Een Keltisch verhaal uit het hart van de Morvandoor Théo de Morvan |
Théo de Morvan
Jun 30, 2025
Het was de kortste nacht van het jaar.
Diep in de bossen van de Morvan, waar de varens hoog staan als muren en de bomen knikken met oude gezichten, glinsterden de vlammen van een ritueel vuur. De lucht was zwaar van smeulend eikenhout en het aroma van verbrande salie. Rook krulde omhoog tussen de stammen als fluisterende geesten.
In het midden van de kring stond het beeld — het Torc’h Ar Gouez. Een wildzwijn van zilver, nauwelijks groter dan een waterkruik. Het ving het vuurlicht in zijn flanken, zijn barnstenen ogen leken te leven. De slagtanden priemden naar voren, alsof ze de toekomst zelf doorkliefden.
De druïden zongen in een taal die ouder was dan steen. Hun stemmen golfden als wind door de bomen, gedragen door eeuwenoude belofte. Elk jaar, op deze nacht, werd het wildzwijn uit zijn heilige kast gehaald. En elke keer keerde het terug, tot nu.
Toen de eerste zonnestraal de horizon beroerde en de zangers zwegen, was het beeld weg.
-
De kring brak. Een schreeuw, een kreet van afschuw — en daar stond ze: Neria, met haar vuurrode haar en ogen als donder boven stil water. Ze droeg nog het witte linnen van haar eedaflegging. Als enige leerling van zowel zwaard als spreuk was ze de trots van haar leermeester… én zijn last.
‘Zij was het laatst in het bos,’ gromde een druïde met mos in zijn baard. ‘Zij kent de paden die geen man durft te gaan. Zij weet wat leeft tussen wortel en schaduw.’
‘Mijn handen zijn leeg,’ zei ze. Maar niemand luisterde.
Ze vluchtte, geruisloos als een ree. Niet uit schuld, maar uit noodzaak. Ze wist: wie in die bossen achterbleef zonder de zegen van de kring, werd niet meer als mens beschouwd.
-
Ze trok noordwaarts, naar het donkere hart van de Morvan, waar men zei dat de grond nog zong van bloed. De eiken groeiden daar krom als grijparmen. Soms vond ze tekens in de bast, wervels en strepen, alsof de bomen zelf schreven. Ze at bessen, dronk uit bronnetjes met ijzerrijk water dat haar lippen rood kleurde, en sliep onder dichte takken waar de uilen haar in de gaten hielden.
Op de derde nacht, onder een maan die als een bot mes door de lucht sneed, vond ze de smid.
Hij woonde in een holle steen, tussen gestolde slakken en reuk van metaal. Zijn handen waren zwart, zijn haar wit als berkenschors. Hij sprak zonder stem, alleen met tikken van hamer op steen.
Toen hij haar zag, wees hij naar de vuurhaard. Daar, tussen het as, lag een splinter van zilver — krom, alsof het gesmolten was en opnieuw gevormd. Ze herkende het onmiddellijk: een fragment van de flank van het wildzwijn.
De smid legde een hand op haar schouder. Zijn ogen — twee dode kolen — vertelden haar wat hij niet kon zeggen. Het beeld is niet gestolen. Het is verborgen. Het heeft zichzelf gesplitst om niet in verkeerde handen te vallen.
-
Neria begreep wat haar te doen stond. Ze moest de delen terugvinden — want er waren er drie — vóór de volgende volle maan. Anders zou de kracht van de Aedui breken en hun bescherming vervagen als mist in de ochtend.
De tweede splinter vond ze bij een oude zangeres in de ruïnes van een oppidum. De vrouw had geen tanden meer, maar zong nog elke avond voor de sterren. In ruil voor een pluk van Neria’s haar kreeg ze een zilveren oortje — ooit de oor van het beeld, nu een hanger om de nek van een vos.
De derde lag in een meertje, onder het wateroppervlak, bewaker van een stem die alleen sprak als je zweeg.
En Neria zweeg.
Ze dook in het ijskoude water, voelde hoe haar longen brandden en haar benen zwaar werden als steen. Daar, tussen algen en stilte, lag het hart van het wildzwijn. Rood gloeiend, alsof het nog steeds leefde.
-
Toen de drie delen herenigd waren, stond Neria op een heuveltop waar de wind vrij spel had. Ze legde het zilver in een cirkel van stenen, sprak de woorden van de ouden — en wachtte.
Het beeld herrees niet. Geen vuur, geen bliksem, geen stem van goden.
Alleen stilte.
Maar de volgende ochtend, toen de zon het dal beroerde en de vogels begonnen te zingen, keerde Neria terug naar het woud van haar volk. Ze droeg niets bij zich — en toch herkenden de druïden wat zij bij zich droeg.
Het wildzwijn was niet teruggekeerd in vorm, maar in haar. Haar ogen droegen nu het barnsteen, haar geest de slagtanden.
-
Men zegt dat de Romeinen het bos niet durfden te betreden. Dat hun kaarten rondom het gebied een lege cirkel lieten zien. Geen wegen, geen dorpen, alleen het woord “periculum” — gevaar.
En sommigen zeggen, als de mist zich oprolt uit het dal, dat een vrouw met vurige haren nog steeds door de bomen zwerft, gevolgd door een zwijn met zilveren ogen.
Wie haar ontmoet, zwijgt.
Wie luistert, weet… |
Genoten van dit verhaal? Wat fijn. Dat betekent meer dan je denkt.
Wil je helpen om zulke verhalen te blijven brengen — van de Morvan, met liefde en geur van mos?
Steun de Gazette, met een kleine gift. Klik hieronder en Théo zwaait je toe vanonder zijn hoed. 🍷🕊️ |
THIS PUBLICATION SPONSORED BY